Gedicht Tweede Wereldoorlog
Ik zit in mijn kamertje naar buiten te staren
Ik zie mensen over de grote rivier wegvaren.
Ik zie mensen met koffers en grote tassen,
Die weglopen met grote passen.
Ze vluchten weg van het geweld.
Ze vertrekken zonder eten en zonder geld.
Toch zou ik willen dat ik mee kan gaan,
Naar ergens hier, heel ver vandaan.
Maar zomaar wegvluchten is lastig,
Want de Nazi“s zijn erg machtig.
In steden heeft iedereen angst en pijn
Maar ze blijven strijden om zichzelf te kunnen zijn.
Joden zoals ik moeten zich verstoppen op allemaal plekken.
Om onszelf tegen geweld te dekken.
Ik wil gewoon buiten kunnen spelen, als een klein meisje
Of samen uit eten met papa en mama en als toetje een ijsje.
Maar we mogen de straat niet op,
Niet na 8 uur op de klok.
Ik droom van een mooie dag,
Zonder angst of verdriet maar met een lach!
Als ik oud genoeg ben wil ik gaan.
Naar de vrede hier ergens ver vandaan.
Anouk
80 jaar vrijheid
80 jaar vrijheid,
Voor ons zo gewoon.
Overal kunnen lopen,
Zonder angst of schroom.
Ik speel met mijn vrienden,
In straten, op het plein.
Op allerlei plekken,
Waar je nu gewoon kunt zijn.
80 jaar geleden,
Een andere tijd.
Altijd die angst,
Als er een auto langs rijdt.
Vrienden die verdwenen in het niets,
Het enige wat je nog zag was hun fiets
Iedere dag hou je je onzichtbaar en klein,
Niemand vertrouwen uit angst voor de trein.
Nu kunnen wij spelen vrolijk en vrij,
kinderen uit alle landen zij aan zij.
80 jaar vrijheid, met z’n allen in de klas,
Laten we nooit vergeten dat het ooit anders was.
Alex