Dames en heren,

Wij staan hier om de doden van de Tweede Wereldoorlog te herdenken. Wij doen dat op deze plaats, omdat hier in de vroege ochtend van 24 oktober 1944 29 mannen door de SD zijn doodgeschoten. Het was een represaillemaatregel voor de liquidatie van de zeer gevaarlijke SD’er Oehlschlägel door leden van het Amsterdamse Verzet. Eerst werden in de nacht van 23 op 24 oktober twee villa’s op de hoek van de Apollolaan en de Beethovenstraat in brand gestoken. De rokende puinhopen vormden het decor voor de moordpartij. Twee uur lang lagen de lichamen te kijk voor iedereen die voorbij kwam. Daarna werden de doden afgevoerd naar Westerveld om gecremeerd te worden. De ringen die zij gedragen hadden, konden in het Amsterdamse Huis van Bewaring worden opgehaald door de naaste familieleden. Sommige moeders, verloofden en echtgenoten waren buiten zichzelf van woede en verdriet. Anderen waren kalm, zoals een jonge vrouw die tegen een SD’er zei: “Het liefste hebben jullie van mij vermoord, maar hij zal gewroken worden.” (De Jong, deel 10b, eerste helft, p. 369)

Vandaag staan wij stil bij de woede en het verdriet van de nabestaanden van deze en andere doden. Maar herdenken is meer dan het memoreren van gruwelijke feiten en de hevige emoties die daarmee gepaard gaan. Nico Frijda heeft gezegd dat dit soort peilloos verdriet nooit over gaat maar door herdenken wel zinvoller wordt. De emoties die de gebeurtenissen van oktober 1944 hebben opgeroepen worden voor mij nog zinvoller als ik het gebeurde in een groter verband plaats.

De moordpartij op deze plaats staat niet op zichzelf, maar is deel van de nietsontziende terreur die het nationaal-socialistische regime uitoefende overal waar de geallieerde fronten naderbij kwamen. Elk door nazi Duitsland bezet land kent voorbeelden van deze terreur. In het licht van dit schrikbewind lijkt het alsof het regime zoals dat in de daaraan voorafgaande oorlogsjaren werd uitgeoefend een welhaast mild karakter had. Is dat terecht? Ik vind van niet. Immers, de vernietiging van de joden voltrok zich juist in die eerste jaren van de Duitse bezetting. Dat het laatste oorlogsjaar in het geheel van de bezettingstijd een aparte plaats inneemt zegt dus niets over de ernst van de door het nationaal socialistische regime gepleegde misdaden. Wel toont het aan dat veel Nederlanders tot de herfst van 1944 meenden dat het mogelijk was veilig te blijven voor de bezetter.

Gebeurtenissen zoals hier hebben plaatsgevonden scheurden de illusie van veiligheid aan flarden. Duidelijk werd dat iedereen getroffen kon

worden door de Duitse terreur. Maar dat was niet het enige. Op 24 oktober 1944 kwamen verschillende werelden samen die elkaar tot op dat moment niet leken te raken: allereerst was daar de Illegaliteit, die Oehlschlägel doodde nadat een poging tot ontvoering was mislukt. De Knokploeg was zich bewust van het gevaar van represailles en had daarom aanvankelijk ingezet op gevangenneming van de SD’er. De liquidatie ontketende een reactie van het regime die zelfs pro-Duitse landverraders niet spaarde: één van de villa’ s die in brand werden gestoken behoorde namelijk toe aan een NSB’er. Ook de mensen die op de ochtend van de 24ste oktober onvrijwillig getuige waren van de fusillade werden onverhoeds deelgenoot van de rauwe werkelijkheid van het bezettingsregime.

Het web van onzichtbare verbindingen tussen uiteenlopende mensen manifesteert zich tenslotte ook, en voor mij het meest aangrijpend, in de groep mannen die hier de dood vond. De keuze om juist hen uit het Huis van Bewaring te halen werd in de eerste plaats bepaald door het feit dat zij in dezelfde vleugel gevangen zaten. Ondanks het willekeurige karakter van deze selectie, valt op dat de meesten van hen gevangen zaten vanwege verzetsactiviteiten. Bij verschillende namen staat bovendien vermeld dat zij hulp boden aan onderduikers en joden.

Zo komen in deze groep mannen de verschillende aspecten van de bezettingstijd samen, inclusief de moord op de joden. Die verbindingen werden aan het licht gebracht door een duivels regime dat met deze en andere terreurdaden zijn masker afwierp. Niet de aard van het regime veranderde in het laatste oorlogsjaar, maar de uiterlijke verschijningsvorm. Dat in te zien, maakt deze herdenking voor mij zinvol.

Marjan Schwegman, directeur NIOD 4 mei 2010