Op 24 oktober 1944 werden 29 mensen uit het Huis van Bewaring gehaald en hier (hoek Apollolaan-Beethovenstaat) gefusilleerd omdat de dag daarvoor de SD-er Oelschläger was geliquideerd door het verzet. 29 mannen tussen de 18 en 57 jaar. Zij werden gedood, weggerukt uit hun families. Misschien zijn er hier een paar nabestaanden aanwezig. Ik weet het niet, maar ik denk wel aan hen.
Ik denk terug aan die tijd. Deze 29 mensen vormden een willekeurige groep mensen, waaronder veel verzetslieden.
De eerste zes jaar van mijn leven, toen ik in deze buurt woonde, laten een gevoel van warmte achter. We wandelden vaak over de Apollolaan; de voetpaden waren van rood gravel, waar ik met mijn autopedje op reed, als we mijn broer van school gingen halen. Een mooie rustige laan, die iets liefelijks had.
Maar in 1938 zijn we verhuisd naar Naarden.
Jaren later, toen er allang oorlog was, begreep ik dat wij als gezin extra gevaar liepen. Pas toen mijn broer en ik gearresteerd waren, in 1944, drong tot me door dat we joods waren. Tot die tijd waren Joden mensen uit de Bijbel geweest en wat in de Bijbel stond, was heilig.
Dat wij als familie plotseling tot een groep outcasts behoorden, was nieuw voor me.
Het Huis van Bewaring aan de Weteringschans (waar nu het Casino en de Balie zijn gevestigd) en waar de 29 mensen, die hier zijn gedood, gevangen zaten, had ik zelf een paar maanden eerder van binnen gezien. We zaten er gevangen, mijn broer en ik, 14 en 12 jaar waren we. Een hele dikke deur ging open en daarachter werden we opgesloten met 20 vrouwen. De mannen, die op deze plek de dood vonden, zijn daar weggehaald. Misschien hebben ze gezeten in de mannenzaal, die naast de vrouwenzaal lag, waar wij in zaten. De angst van al die mensen kan ik me voorstellen.
De Apollolaan is niet meer liefelijk, zoals ik me die herinner…er heeft bloed gevloeid van onschuldige mensen.
Dat ik op die 24e oktober 1944 in Theresienstadt zat en 13 jaar werd doet niet ter zake, maar ik constateer een contrast.
Natuurlijk denk ik ook aan de vele Joden, die uit deze buurt kwamen en de oorlog niet hebben overleefd.
“Niet zijn terug gekeerd” zoals men toen zei…
Een bureaucratisch systeem, waaraan niet voldoende weerstand werd geboden, was het administratief begin van hun vernietiging. Jarenlang heb ik gedacht dat er toch iemand geweest moet zijn die aan een bureau zat en het systeem op papier ging uitwerken. Zó veel mensen, in zó veel treinen, uit zó veel landen…
Op een dag in de jaren 60 van de vorige eeuw verscheen Adolf Eichmann in het nieuws. Dat was dus die man! Die man achter het bureau had wel degelijk bestaan!
De laatste jaren ervaren we een opleving van vreemdelingenhaat. Angst voor het onbekende en de onbekende. Aan die angst mogen we niet toegeven. Dat besef moet ons verbinden, als we al die onschuldige mensen herdenken.
Laten we hen niet vergeten…
Carla Josephus Jitta 4 mei 2016