Nooit zijn wij hier “ uit gewoonte”. Altijd opnieuw gedreven door het verlangen om de verbondenheid te beves­tigen met wie in de Tweede Wereldoorlog het leven werd afgenomen. Hùn leven. Omdat ze niet pasten in de nazi- ideologie. Ondergegaan zijn zij door redeloos geweld in combinatie met welberedeneerd geweld.

Herdenkend zien wij de slachtoffers als het ware in de ogen en vragen verlof opnieuw te proberen de mensver­achting te ontzenuwen. Wij doen dit zonder illusies, want wie zijn wij ….? Wanneer wij getuige zijn van iets smerigs: iemand wordt te pakken genomen in de tram of op het werk; wij zien op de televisie wat een onzegbare gemeenheden zijn begaan, zoals nu in Kosovo, dan is het menselijk om tegelijk geschokt en versteend te zijn. De geschoktheid maakt hulpvaardig, maar is lang niet altijd opgewassen tegen de verlammende verstening. Dat is politiek ook zo, en dan wordt een star bureaucratisch antwoord gegeven aan het kwaad, dat niet echt helpt.

En toch kan het gebeuren, dat een diepe geschoktheid mensen in beweging brengt alsof dynamiet hen uit verste­ning los sloeg. Niet het dynamiet, dat menselijk geluk op blaast, maar het dynamiet van een gloeiende verontwaar­diging over wat mensen wordt aangedaan. Vorig jaar liep op 2 mei een Engelse toerist over de Weteringschans en zag, dat een vrouw in elkaar geslagen werd. Hij rende te hulp en kreeg haar vrij, werd zelf zwaar gewond. Op 4 mei stond het in de krant en ik dacht: alweer door Engelsen bevrijd. Maar er zijn verhalen van Amsterdammers, die de moed vonden om in het kritieke uur voor bedreigde stadgenoten en toeristen in te staan. In persoon in te staan. Waar de kracht vandaan komt, die ons zó bewogen maakt, daarover vertelt ieder een eigen verhaal uit eigen bronnen. Maar het gaat erom, dat zulke bewogenheid er is en de voorbeelden kunnen we elkaar niet vaak genoeg vertellen; die uit de Tweede Wereldoorlog in deze meidagen voorop.

Zonder illusies. Want waarom staan de dapperen er zo dikwijls alleen voor? En zal de bewogenheid het ooit winnen? Mij spreekt het verhaal aan van de joodse man, die zijn vriend het beroemde Vredesvisioen voor houdt: “De leeuw en het lam slapen”. “O zeker,” zegt de vriend, “maar het lam doet de hele nacht geen oog dicht”. Want het is een visioen, geen werkelijkheid! Maar, zegt het verhaal, het visioen schept de werkelijkheid. Met een gene­reuze samenleving voor ogen, kunnen wij tegemoetkomende stappen zetten. Concreet: de parlementaire demo­cratie beschermen; en helpen, dat die er ook elders komt. En actueel: ons storten in een publiek debat over doel­treffende middelen tegen machtswellust en wreedheid. En contact houden met de Joegoslaven hier, die zo’n 6, 7 jaar geleden de gruwelen van de oorlog daar zijn ontvlucht, en dat zij niet in een isolement raken. En gastvrij zijn voor de verdre­venen, de ballingen. Wij hier in Amsterdam- Zuid hebben toch nogal wat ruimte over? In veel opzichten. Want we weten wat het is. Ooit werd er ruimte gemaakt voor ons, de ruimte van de vrijheid. Dit maakt ons bewogen, en wij proberen ons in die ruimte te bewegen.

Toespraak door L. W. van Reijendam-Beek uitgesproken op 4 mei 1999 bij het oorlogsmonument op de Apollolaan bij de Beethovenstraat